Instaan voor keuzes

A. Het probleem in deze ontwikkelingsfase.

Opgenomen, geroutineerd, nu betrokken kunnen zijn bij problemen die zich tussen instellingen en instituties voordoen. Je waar maken door je in de spanningen te laten betrekken en onderliggende afspraken meer met elkaar te verenigen.

B. Het dilemma

C. Het resultaat, een vaardigheid.

Trouw zijn aan regels, afspraken, wetten. En positie innemen.

Onvrede en spanningen gaan omzetten in kleine veranderingen in afspraken, werkwijzen, en zienswijzen.

D.  Bijbehorende gevoelens.

positief: voelen dat je het verschil kunt maken, dat je invloed kunt uitoefenen.

negatief: onmacht

 E. Inzet.